De AZ L90 assenteller is door SEL-Alcatel (nu Thales) geïntroduceerd in de jaren 90 en is een van de eerste generaties die op microprocessor technologie en seriële communicatie tussen de telpunten en de verwerkingseenheid (AZA) is gebaseerd. Het is tevens een van de vroege vertegenwoordigers van de "multi-sectie assentellers", dat zijn assentelsystemen waarop meerdere telpunten (in dit geval 12) kunnen worden aangesloten, die dan configureerbaar zijn tot één of meerdere secties.
Inmiddels heeft de Az L90 het einde van zijn levensduur bereikt en is een vervangingsprogramma gestart.
Werking
Elk telpunt detecteert de treinassen met twee wielsensoren om zo de rijrichting van de trein te kunnen bepalen. Dat is de reden voor het dubbel uitgevoerd zijn van het railcontact. Een telpunt bestaat uit een wielsensor SK30C en Elektronische AansluitKast EAK. In de EAK bevindt zich de elektronica die lokaal het aantal gepasseerde assen bepaalt en een modem voor de seriële communicatie met de AZA.
AZ L90 telpunt met dubbel uitgevoerde wielsensor SK30C en EAK
Bij het passeren van een wiel verhoogt of verlaagt het telpunt afhankelijk van de rijrichting het aantal getelde assen. De AZA verwerkt de tellerstanden van de EAKs die tot zijn sectie behoren en houdt zo de stand bij van het aantal assen dat zich in de sectie bevindt.
Een telpunt zit meestal aan het uiteinde van twee spoorsecties (de voorgaande en de opvolgende) en kan t.b.v. beide aangrenzende secties gebruikt worden. Het telpunt houdt voor beide spoorsecties het aantal in- of uitgereden assen bij in twee tellerstanden. De tellerstand wordt met één opgehoogd als een treinas in een van tevoren gedefinieerde rijrichting (de assentelreferentierichting) over het telpunt rijdt. Rijdt de trein in de andere richting over het telpunt, dan worden bij iedere as de tellerstand met één verlaagd. In de centrale verwerkingseenheid is per bewaakte spoorsectie vastgelegd of een ophoging of verlaging van de tellerstanden in het telpunt overeenkomt met het inrijden van een treinas of met het uitrijden.
Een relaisinterface wordt gebruikt om een spoorherhalingsrelais (TPR) aan te sturen dat de interface met de beveiliging vormt.
Een PC vormt de remote diagnose terminal (FWS) waarmee op afstand de toestand van het systeem uitgelezen kan worden. Op de FWS kan men ook een voorwaardelijk reset commando invoeren.
Een AZA kan met maximaal 12 EAKs worden verbonden via seriële modem verbindingen. Een AZA kan dus maximaal 11 secties vormen, bijvoorbeeld voor een bloksysteem, kan ook afzonderlijk/onafhankelijk van het blok voor een overwegaankondiging zorgen, of simpelweg “spoorstroomloop vervangend” worden gebruikt als in een bestaande beveiliging de treindetectie op basis van spoorstroomlopen wordt vervangen door assentellers.
Een AZ-L90 kan een sectie vrij, bezet of gestoord melden. Een gestoorde AZ-L90 kan alleen met een harde of met een voorwaardelijke reset vrijgemaakt worden. Een harde reset d.m.v. een sleutelschakelaar werkt meteen. Dat is echter aan strenge voorwaarden verbonden in verband met de daaraan verbonden risico’s [1]
Een voorbereidende reset wordt via de diagnose interface gestart. Na het reset commando wordt de interne tellerstand voor een sectie weliswaar weer op nul wordt gezet, maar de sectie blijft gestoord en dus bezet melden, totdat de eerstvolgende trein succesvol is in-en uitgeteld.
Links en bronnen:
[1]Veiligheidsbericht ProRail IM Treinbeveiling, nr. 21.0
[2]Railcenter cursusboek B0104, Assentelsysteem AZ L90-4
[3] B Voorschrift C5504/XVI
[4] Gebruiksvoorschrift GVS60151
Laatste aanpassing: 29 mei 2023